EEN VERHAAL UIT DE BUURT


Ervaringen van een bewoonster die al 44 jaar in de buurt woont.

OPGROEIENDE KINDEREN

Het was in de jaren ‘70 van de vorige eeuw en ik was net zwanger van mijn eerste zoon. De kritiek: “Je laat een kind toch niet in de binnenstad opgroeien ?!” was niet van de lucht en betrof onze huisvesting: een vierkamerappartement in de Reguliersdwarsstraat tussen de Vijzelstraat en het Rembrandtplein waar wij enige jaren eerder van een tweekamerwoning bij het Vondelpark naar toe waren verhuisd. De functie van mijn echtgenoot vereiste dat wij deze “ambtswoning” betrokken. De feiten hebben de vooroordelen ruimschoots ingehaald en beide zonen zijn schadevrij opgegroeid. Natuurlijk vroeg dat om aanpassingen, maar wij vonden 140.000 m² (dieren)tuin op loopafstand een prima alternatief voor een eigen tuin: geen verkeer, geen hondenpoep en alle ruimte om te rennen op peuter- en kleuterbeentjes. En nog educatief ook! Zwemdiploma A werd onder luid enthousiasme van opa’s, oma’s en tantes behaald in het zwembad Heiligeweg.

Balletje trappen op het Amstelveld, basketballen (en een halve voortand verliezen) in de speeltuin UJ Klaren bij het Weteringplantsoen, en waar kon je beter rolschaatsen met je vriendjes dan zondags op het asfalt van een volledig verlaten Kalverstraat? De korte schoolvakanties brachten we door in een vakantiepark ergens in het land. Daarvoor, en om ze naar hun veldsport met de vele competities elders in het land te vervoeren, hadden we onze auto nodig en die was toen nog welkom in de binnenstad. Op veel plaatsen in de buurt en aan weerszijden van onze straat bevond zich destijds een lint van parkeerplaatsen. Daar tussenin lag tramrails. Als koningin Juliana een première bijwoonde in bioscooptheater Tuschinski, reden de trams richting Munt door onze straat in plaats van door de Reguliersbree. De tramrails zorgden bij regen voor veel vallende fietsers, dat wel.

De verslaafden? Ja, wat die “stoute” Methadonbus deed daar midden op het trottoir van de Weesperzijde was inderdaad moeilijk uit te leggen aan een 5-jarige. En de geparkeerde auto’s zonder zijraam en autoradio ook. Van de heroïneverslaafde tippelaarsters in de Utrechtsestraat hadden vooral de direct omwonenden met een portiek last.

IN DE STRAAT
In ons stukje straat tussen Vijzelstraat en Rembrandtplein was in die jaren zeer gevarieerd ondernemerschap gevestigd. Kantoorgebouwen tussen parkeergarages waar privéchauffeurs van de omliggende bankgebouwen en hun bolides geduldig op hun oproep wachtten. Buurtgerichte winkels zoals de verse vis(groot)handel met tot onze grote vreugde ook levering aan particulieren, het technisch installatiebedrijf met z’n rode autootjes, de judoschool, de kapperszaak, de importeur van o.a. Campari, de studio van de grafisch ontwerper, de illustrator en de kunstenaar, de groenteman op de ene hoek naar de Schapensteeg en de tot de nok toe gevulde dierenvoerwinkel op de andere, de kwaliteitsslager en de bloemen- en plantenmarkt vlak om de hoek.

De horeca bestond uit een restaurant op de hoek en twee in het midden (waarover een de boze roddel rondging dat ze toch wel erg vaak nestjes jonge katjes hadden) en een handjevol bars die elk hun exclusiviteit hadden en daarmee hun specifieke klanten trokken. Bij de een werden ronde animeerdames in strakke avondkledij ’s avonds met de auto voor de deur afgezet, bij de ander werd de sfeer bepaald door die gezellige onderhoudende gastheer- of vrouw achter de bar en bij weer een ander kon je luisteren naar een talentvolle zanger. “Je moet naar café Bolle Jan gaan, daar treedt een jongen op die nummers van Tom Jones zingt.” Die jongen was de zoon des huizes: René Froger.

Bij de etablissementen Place Pigalle en Louis Seize werden floorshows gegeven. Buiten aan de straat hingen kleine glazen vitrines met foto’s van schaars geklede showdanseressen. Op de foto’s waren op de edele delen roze veertjes geplakt. Mijn nichtje vroeg eens toen ze al dat schoons zag: “Tante, wat is hier? Oooh, ik zie het al: dit is een gymnastiekzaal…”

“Overdadig toerisme heeft onze blinkende binnenstad veranderd in StroopwafelCity.”

BENGAALSE TIJGER

Over nachtclub Louis Seize hebben wij nog een zeer bijzonder verhaal:

Op een avond zijn onze poezen extreem onrustig. Ineens valt mij een vreemd geluid van straat op. Het lijkt op het loeien van een koe… Het moet toch niet gekker worden! Er stoppen hier regelmatig vrachtwagenchauffeurs om bij het volprezen broodjeshuis Van Dobben een broodje kroket te gaan halen, maar ik heb er nog nooit een met koeien gezien! Ik kijk uit het raam. Auto’s rijden stapvoets door onze straat met eenrichtingsverkeer. Even verderop stopt er een en rijdt een meter of vijf achteruit. Na een poosje rijdt hij weer door. Een volgende auto komt eraan. Ook die rijdt eerst door, maar stopt dan en rijdt weer achteruit. Auto’s erachter stoppen ook en enkele mensen stappen zelfs uit. Ze kijken ergens naar. Onze nieuwsgierigheid wint het en ook wij gaan kijken. Voor club Louis Seize staat een vrachtwagen met een Duits kenteken. Beide deuren aan de achterkant staan open en een simpel traliewerk scheidt ons van een reusachtige, prachtig cognac/zwart gestreepte Bengaalse tijger. Hij beweegt van links naar rechts achter het hekwerk, veel ruimte heeft het grote dier niet. Wat een schitterend beest! Af en toe schiet hij uit in een hoog gebrul, dat in de verte inderdaad wel wat weg heeft van koeiengeloei. Dan zie je zijn gevaarlijke grote hoektanden en de rest van zijn verscheurende gebit. De Duitse dompteur heeft dwars over het trottoir van de vrachtwagen naar de voordeur een kleine sluis gemaakt van betonijzer. Twee keer per avond treedt hij op met zijn wilde kat, vertelt de portier ons. “Sensationeel, komt dat zien! Er zijn nog kaartjes”.

Hij heeft die avond niet lang opgetreden; de politie heeft er een einde aan gemaakt.

Op de verdieping boven Louis Seize bevond zich een casino zonder naambordje. Of de man die mij op een ochtend op straat staande hield daar vandaan kwam, weet ik niet, maar hij liet mij een briefje zien met de naam van een parkeergarage. “Weet u waar dit is?” vroeg hij. “Weet u niet meer waar u uw auto hebt gelaten?”, vroeg ik enigszins spottend. “Nee”, antwoordde hij, terwijl hij mij een bosje autosleutels liet zien met de sleutelhanger van een Mercedes, “ik heb net een auto gewonnen met gokken”.

VAN TOEN NAAR NU
Er is sindsdien veel veranderd. De auto’s en vele parkeerplaatsen werden uit de binnenstad verbannen en daarmee de bedrijven en bewoners die er afhankelijk van waren. Betaald parkeren (en dan nog geen plek hebben) begon in onze buurt. Aanvankelijk zijn wij letterlijk uit gaan wijken. Van onze wijk naar de omliggende tot we in de concertgebouwbuurt terechtkwamen. ‘s Morgens met de eerste tram naar de auto en snel naar een sportveld ergens buiten de stad. Auto Delen bleek in de praktijk vrij duur; we hebben uiteindelijk een plaats in een parkeergarage gehuurd.

De buurtgerichte kwaliteitswinkels waar je elkaar tegenkwam en een praatje maakte, hebben alle plaatsgemaakt voor nog meer horeca en fastfood. Waar vroeger cafés BINNENshuis hun diverse kwaliteiten en sfeer aanboden en daarmee bekend en bezocht werden, zetten nu de kroegbazen hun meubilair op straat en moeten de klanten zichzelf maar vermaken. Klachten van bewoners over geluidsoverlast worden niet serieus genomen. In april stond in het AD: “Amsterdam wil binnenstad teruggeven aan Amsterdammers”. Dan moet je wel iets meer te bieden hebben dan een plek buiten op straat met een drankje dat meer kost dan een hele fles in de winkel!

Tegelijk met de bouw van bioscoop Pathe de Munt, zijn er in onze straat 11 appartementen bijgekomen. Snel geteld bevinden zich ruim 50 woningen in onze straat. Ruim 50 redenen voor de gemeente om in haar beleid meer rekening te houden met deze meerderheid aan bewoners. Geen terrasvergunningen uitgeven in smalle bewoonde straten zoals de onze, binnen is ruimte genoeg. Beperk het aantal evenementen in de binnenstad, er wonen mensen. Dit jaar stonden er zes meerdaagse evenementen in 4,5 maand tijd op de agenda. (Verkeers)maatregelen, c.q. verstrekte privileges aan de horeca die betrekking hebben op de leefbaarheid in de straat dienen vooraf met de bewoners besproken te worden.

Overdadig toerisme heeft onze blinkende binnenstad veranderd in StroopwafelCity. Fastfood, bloembollen, kaas en koelkastmagneetjes beheersen het beeld. SALE op de etalageramen, in winkels word je vaak aangesproken in het Engels. Door de lockdown is duidelijk geworden wat bewoners in de loop der jaren kwijt zijn geraakt. Ongestoord kunnen genieten van de omgeving, de schone lucht, geen geluidsoverlast van terrasbezoekers, geen nachtelijk geschreeuw op straat. Voor het eerst sinds jaren hebben wij weer met geopende ramen kunnen slapen…!